Mensen denken verschillend over het beleggingsrisico dat zij willen en kunnen lopen voor hun pensioen. Om dit voor BPZ te onderzoeken is er in september en oktober 2022 een onderzoek gehouden naar deze zogenoemde ‘risicopreferentie’ onder onze deelnemers. De korte samenvatting is dat de risicohouding van de deelnemers bij BPZ redelijk vergelijkbaar is met andere pensioenfondsen. Naarmate men ouder wordt, wordt men ‘defensiever’. Anders geformuleerd, ouderen willen minder risico lopen dan jongeren.
Het bestuur van BPZ gaat de uitkomsten bespreken en uitwerken naar een beleggingsbeleid. De uitkomst daarvan wordt besproken met sociale partners (werkgevers en vakbonden) en meegenomen in de gesprekken over de nieuwe pensioenregeling onder het nieuwe pensioenstelsel.
Onderstaand wordt een verdere toelichting gegeven op de uitkomsten van het onderzoek.
Wie heeft er meegedaan?
Het onderzoek is uitgezet onder alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van wie een e-mailadres bekend is. Een flink deel heeft ook meegedaan aan het onderzoek. Meer precies zijn dat ca. 15% van de actieven, 8% van de gewezen deelnemers en 20% van de pensioengerechtigden. Volgens Ipsos, het externe bureau die het onderzoek uitvoerde, zijn de uitkomsten representatief.
Bekendheid met het nieuwe pensioenstelsel
Drie op de vijf deelnemers is op de hoogte van de veranderingen van het pensioenstelsel. De mensen die niet of enigszins op de hoogte zijn geven aan dat ze graag meer worden geïnformeerd.
Als bestuur zullen we u dus blijven informeren over de wijzigingen die er aan komen. Nu al meer weten? Lees dan meer op de pagina over het nieuwe pensioenstelsel.
Kennis en ervaring met beleggen
De helft van de deelnemers heeft geen kennis van of ervaring met beleggen. Bijna een op de tien mensen heeft veel ervaring en kennis van beleggen. De overige deelnemers bij BPZ hebben dus beperkte kennis en ervaring met het beleggen in aandelen en obligaties.
Hoe hoger het inkomen, hoe hoger de risicobereidheid
Wanneer we over de verschillende inkomensklassen kijken, is te zien dat deelnemers met een inkomen boven de € 80.000,- per jaar offensiever zijn dan de lagere inkomens.
Hoe is het onderzoek gedaan?
De risicopreferentie is bepaald met een combinatie van een kwalitatieve en een kwantitatieve methode. In de kwalitatieve vragen wordt ingegaan op de componenten ‘willen’, ‘kunnen’ en ‘begrijpen’. Dit leidt uiteindelijk in een indeling in Defensief – Neutraal – Offensief. Bij de kwantitatieve vraagmethode is een reeks van keuzes tussen steeds twee risicovolle opties voorgelegd. De gepresenteerde optie is afhankelijk van de eerder gemaakte keuzes, waardoor de risicobereidheid steeds preciezer in kaart gebracht wordt. Dit resulteert uiteindelijk in een indeling van risicopreferenties, samengevoegd tot een driedeling Defensief –Neutraal –Offensief. Voor de uiteindelijke risicopreferentie wordt de kwantitatieve methode als uitgangspunt genomen. De andere methode was echter ook nuttig om te zien of er verschil in antwoorden zat.
Hoe ouder, hoe lager de risicobereidheid
Hoe ouder de deelnemer is, hoe minder beleggingsrisico hij wil lopen voor zijn pensioen. Dit zal een gevolg zijn van het feit dat actieven en slapers er rekening mee houden dat zij herstelmogelijkheden hebben (meer sparen, langer doorwerken) die gepensioneerden niet hebben.
De kwalitatieve methode leidt overigens tot een meer defensieve risicohouding dan de kwantitatieve methode. Volgens de kwantitatieve methode hebben de deelnemers vaker een offensieve risicohouding. Het verschil tussen beide methoden kan worden verklaard door het tonen van concrete bedragen. Als men bijvoorbeeld ziet dat men bij het getoonde negatieve scenario van de offensieve optie niet in de problemen komt, beseft men dat men ruimte heeft om wat extra risico te nemen. Ook andersom kan dit werken. Wanneer de getoonde bedragen van de defensieve optie onvoldoende zijn om straks rond te kunnen komen, beseft men dat men meer risico moet nemen. En tot slot kan men aan de hand van de bedragen ook zien wat een offensievere houding kan opleveren in pensioenuitkomsten.
Hoe minder afhankelijk van het pensioen, hoe hoger de risicobereidheid
We onderzochten ook in hoeverre deelnemers verwachten afhankelijk te zijn van BPZ voor hun inkomen na hun pensionering. Acht op de tien deelnemers verwacht afhankelijk te zijn van het pensioenfonds. Opmerkelijk is dat twee op de tien het pensioen na pensionering niet echt nodig hebben.